Wat betekent het eigenlijk om te bestaan? Is het voldoende om fysiek aanwezig te zijn — een lichaam, een object, een entiteit — of vereist bestaan ook een innerlijke beleving, een besef van het eigen zijn? Deze vraag raakt aan het grensgebied tussen filosofie, bewustzijn en realiteit: Bestaat iets werkelijk als het geen enkele ervaring heeft?
Vanuit de fenomenologie — een stroming binnen de filosofie die zich richt op ervaring als de basis van kennis — is ervaring essentieel voor bestaan. Wat we kennen, voelen, denken of zijn, komt voort uit wat we ervaren. Volgens de Franse filosoof Maurice Merleau-Ponty is het lichaam niet slechts een object in de wereld, maar ons venster op die wereld. Zonder ervaring zou er geen ‘venster’ zijn — alleen stilte en leegte.
Tegelijkertijd zouden sommigen stellen dat er veel dingen bestaan die niets ervaren: stenen, computers, atomen. Ze zijn er, onafhankelijk van ervaring. Maar zodra we de vraag betrekken op het menselijke of bewuste bestaan, verandert het perspectief. Kun je een mens zijn zonder ooit een gedachte, gevoel of waarneming te hebben gehad? Is een persoon in volledige, aangeboren bewusteloosheid — zonder ooit iets ervaren te hebben — nog steeds een ‘zelf’?
Neurowetenschappers en filosofen discussiëren ook over kunstmatige intelligentie: als een AI-systeem functioneert als een mens, maar niets ervaart, is het dan een bestaand ‘subject’? Of is het slechts een simulatie van bestaan?
Deze vraag raakt aan de kern van wat ons menselijk maakt. Als ervaring het fundament is van identiteit, betekenis en verbinding, dan rijst de vraag: zonder ervaring, ben je dan slechts een lege vorm?
Wat denk jij?
Is bestaan zonder ervaring mogelijk, of is ervaring de adem van het bestaan zelf?