We ervaren onszelf vaak als een stabiel ‘ik’: een kern die voelt, denkt en beslist. Maar neurowetenschap en psychologie wijzen erop dat dit gevoel van een vaste identiteit verrassend illusoir kan zijn. Misschien is het ‘zelf’ niet meer dan een verhaal dat ons brein voortdurend componeert – en dat we zijn gaan geloven.
Het brein als verhalenverteller
Ons brein is een meester in narratieven. Neurowetenschapper Michael Gazzaniga ontdekte in zijn beroemde split-brain-experimenten dat de linkerhersenhelft voortdurend betekenis zoekt en gebeurtenissen achteraf aan elkaar knoopt. Zelfs wanneer iemand acties uitvoerde zonder dat hij wist waarom, bedacht het brein overtuigende verklaringen. Dit fenomeen wordt de interpreter genoemd: een soort interne verteller die ons leven logisch doet lijken.
Zo ontstaat de illusie van een consistent zelf. Onze herinneringen, overtuigingen en voorkeuren worden samengebracht tot een verhaallijn die “ik” heet. Maar die lijn is geen harde realiteit – het is een constructie.
Het zelf verandert voortdurend
Psychologisch onderzoek laat zien dat mensen zichzelf over vijf of tien jaar vaak totaal anders zien dan nu. Toch ervaren we een gevoel van continuïteit. Dat komt doordat ons brein selectief knipt, plakt en herschrijft. Het bewaart genoeg herkenbare details om een doorlopende identiteit te suggereren.
Een concreet voorbeeld: bij geheugenverlies (zoals bij Alzheimer of amnesie) kan de verhaallijn plots uiteen vallen. De persoon ís er nog, maar het vertrouwde ‘ik-verhaal’ raakt zoek. Dat laat zien hoe sterk ons zelfgevoel afhankelijk is van een werkende narratieve structuur.
Waarom dat verhaal nuttig is
Hoewel het ‘zelf’ een constructie is, heeft het een cruciale functie. Het helpt ons keuzes maken, plannen voor de toekomst en verantwoordelijkheid nemen. Een coherent zelfverhaal geeft richting en stabiliteit. Zonder dat narratief zouden we verdwalen in losse indrukken en gevoelens.
Een bevrijdende gedachte
Als het zelf inderdaad een verhaal is, betekent dat ook dat we dat verhaal kunnen herschrijven. We zitten niet vast aan een onveranderlijke kern, maar hebben ruimte om nieuwe betekenissen en perspectieven te ontwikkelen.
Dus misschien is de betere vraag niet of het zelf bestaat, maar: welk verhaal vertel jij jezelf – en helpt dat verhaal je vooruit?