Wat als iets waar is, maar we het nooit kunnen bewijzen? Is het dan nog steeds waar?
Deze vraag schudt aan de fundamenten van ons begrip van realiteit, kennis en geloof. We zijn gewend om waarheid te verbinden aan feiten, logica of meetbare resultaten. Wetenschap vereist reproduceerbaarheid. Rechtspraak draait om bewijsvoering. In het dagelijks leven vertrouwen we op tastbaar bewijs om overtuigingen als ‘waar’ te bestempelen. Maar wat gebeurt er met waarheden die buiten ons bewijs vermogen liggen?
Filosofen zoals Plato en Kant onderzochten al het idee dat er ‘hogere’ of ‘a priori’ waarheden kunnen bestaan – waarheden die onafhankelijk zijn van ervaring of bewijs. Denk aan wiskundige axioma’s, of het idee dat ‘iets’ bestaat in plaats van niets. Ook in de religie, kunst en intuïtie vinden we waarheidsclaims zonder empirisch fundament. Een mystieke ervaring kan voor de één een diepe waarheid onthullen, terwijl een ander het als illusie afdoet – alleen maar omdat het niet objectief meetbaar is.
Toch stelt de wetenschap soms zelf grenzen aan wat bewijsbaar is. Denk aan de onbewijsbaarheid van bepaalde wiskundige stellingen (zoals in Gödel’s onvolledigheidsstellingen), of aan de gedachte-experimenten in de kwantummechanica die laten zien dat observatie de werkelijkheid beïnvloedt. Als we erkennen dat er limieten zijn aan wat we kunnen meten of weten, opent zich een ruimte waarin waarheid en bewijs misschien niet altijd samen hoeven te vallen.
Misschien zijn er waarheden die geen bewijs vereisen, omdat ze op een ander vlak bestaan: moreel, existentieel, metafysisch. Misschien is ‘bewustzijn’ zo’n waarheid — we ervaren het, maar kunnen het nauwelijks objectief aantonen.
Of is elke waarheid zonder bewijs gewoon een mening?
Wat denk jij? Bestaat waarheid alleen als we het kunnen bewijzen, of kunnen sommige waarheden zich onttrekken aan onze meetlatten van zekerheid?