Waar eindig jij, en waar begint de wereld die je waarneemt? Deze vraag lijkt eenvoudig, maar stelt onze fundamentele aannames over realiteit, bewustzijn en identiteit op scherp. Als jij een boom ziet, dan ben jij de waarnemer en de boom het waargenomene — zo lijkt het. Maar is die scheiding werkelijk zo scherp? Of is er sprake van een vloeiend samenspel waarbij de grens tussen binnen en buiten, tussen jij en het andere, vervaagt?
In de filosofie stelt de fenomenologie, met denkers als Edmund Husserl en Maurice Merleau-Ponty, dat onze ervaring van de wereld altijd door onze waarneming gekleurd is. We nemen niets ‘puur’ waar — alles wat we zien, voelen of horen wordt door onze zintuigen, onze herinneringen en ons lichaam gevormd. De wereld verschijnt dus altijd al in relatie tot ons bewustzijn. Maar als dat zo is, waar bevindt zich dan het objectieve ‘andere’? En kunnen we ooit iets buiten onszelf werkelijk kennen?
Ook in de kwantumfysica duikt een verwante gedachte op: het beruchte waarnemerseffect suggereert dat de handeling van observeren zelf invloed uitoefent op wat er wordt waargenomen. Dat roept de vraag op of er zonder waarnemer überhaupt iets ‘is’ zoals wij het kennen. Creëren wij de wereld simpelweg door er bewust van te zijn?
Tegelijkertijd is er de mystieke of oosterse traditie die stelt dat de waarnemer en het waargenomene in wezen één zijn — dat de ervaring van gescheidenheid een illusie is. In die visie is de grens die wij ervaren tussen onszelf en de wereld slechts een constructie van het denken.
Dus: bestaat er een grens, of is het een denkbeeldige scheidslijn, ontstaan uit taal en logica?
Wat denk jij: ben jij de toeschouwer van de wereld, of ben jij een onlosmakelijk deel van dat wat je observeert? Wat gebeurt er als we die grens durven loslaten?
